Geloof en wetenschap
Geloven in Christus en de natuurwetenschappen serieus nemen
Citaat uit: "In het licht van Genesis", redactie A.P. Wisse, de Vuurbaak 1986
hoofdstuk "Vastheid in geloof, vrijheid in wetenschap".
auteur Piet Hessel
JUISTHEID EN WAARHEID
Voor een christen is natuurwetenschap dus wel acceptabel in de werkwijze en in de aanvaarde wetten,
maar nooit krijgt het de betekenis van absolute waarheid. In dit verband wil ik
graag een scheiding suggereren tussen de begrippen "juistheid" en "waarheid":
Juist is datgene wat binnen de werkafspraken van een bepaalde tak van natuurwetenschap is
aangetoond.
Waar is datgene wat in overeenstemming is met Gods wezen, wil en wet.
Zoals de geestelijke werkelijkheid uitstijgt boven de stoffelijke, zo is ook waarheid van een hogere
orde dan juistheid. In feite kan gesteld worden dat de volle werkelijkheid
identiek is aan de waarheid. Dit volgt daaruit dat er maar één God is, dat zijn
wezen weergegeven wordt in zijn naam: Schepper, dat hij almachtig is en zijn
wil en wet dus zonder meer worden uitgevoerd. Voor ons is het nu niet mogelijk
alles wat juist is te verwerken in een volledig begrip van de waarheid. Dat zal
wellicht later wel kunnen wanneer God zelf in ons komt wonen. Misschien is
echter ook dan het schepsel te klein voor het alweten.
Wetenschappelijke juistheid is beperkt en tijdelijk, maar acceptatie is wel zeer noodzakelijk voor een
verantwoord rentmeesterschap. Zo blijft magie buiten de deur. Goddelijke
waarheid is absoluut en onbeperkt geldig in tijd en ruimte, ja zelfs daarbuiten. De bijbellezer dient er zich echter
zeer terdege voor te wachten deze hoge status te besmeuren door het inlezen van
allerlei persoon-en tijdgebonden visies. Het eigendunkelijk denken wordt dan
verheven tot de absolute hoogte van het spreken van God. De medemens wordt
geknecht en gebonden en het rentmeesterschap onmogelijk gemaakt. In de
ernstigste gevallen wordt aan God zelf smaad aangedaan, teneinde het
particuliere denken van een persoon tot maatstaf te kunnen verheffen. Dat is
het tegenovergestelde van wat God van ons vraagt. Het geeft zelfhandhaving in
plaats van verootmoediging. De mens verheft zichzelf dan tot God.